Huis van de buurt,
thuis in de buurt.

NIEUWS

Interview Bertus de Wolff

12-09-2018

Ter gelegenheid van het afscheid van Bertus de Wolff, die 28 jaar in ons bestuur heeft gezeten, is op 12 september het pleintje van De Mussen ingehuldigd als ‘Bertus de Wolff Pleintje’.

Bertus, inmiddels 88 jaar, is meer dan 80 jaar verbonden geweest aan De Mussen. Hij kwam hier in zijn jeugd en is ook 53 jaar voorzitter geweest van de Jong gehuwde Oud Mussen (J.O.M.). Het grootste deel van de lange geschiedenis van De Mussen heeft Bertus meegemaakt en hij heeft zelfs Meester De Bruin gekend, stichter van De Mussen. Ter gelegenheid van zijn afscheid als lid van bestuur, hebben we Bertus geïnterviewd.

 

De naam van De Mussen, waar komt die vandaan?

Nou, ik heb wel eens van Meester de Bruin gehoord: het musje is het armste vogeltje van de dieren. Hij was
natuurlijk een geweldige natuurkenner en liefhebber. Eigenlijk heeft hij zelf die naam verzonnen, laat ik het zo
maar zeggen. De mussen is dus een verwijzing naar de vogels die leven van de kruimels van de grote vogels. En
de grote vogels zijn de Haagse gegoede burgers, die Meester de Bruin steunden bij zijn werk om de kansarme
kinderen, ‘de mussen’, een betere toekomst te geven.

Hoe was het vroeger in de Schilderswijk?

We werden niet als de beste jongens beschouwd, we waren de schoffies en de minst bedeelden, noem maar op.
Zo werden we vroeger wel een beetje te kijk gezet. Wat natuurlijk in wezen onrechtvaardig was. Je kunt niet de
hele Schilderswijk de schuld geven van wat zich daar afgespeeld heeft. Armoedeproblemen spelen in alle grote
steden, kijk maar naar Amsterdam, Utrecht, ga zo maar door.

Maar de saamhorigheid onder de mensen in de Schilderswijk was groot. Want als d’r eentje het wél had en de
ander zat zonder, nou dan werden er wat eieren bij elkaar gescharreld, die 2 en die 1. Als er eten nodig was, dan
was het er! Én ze stonden voor elkaar klaar, als het nodig was. Ik denk dat er nu misschien nog wel mensen zijn
die dat nog wel doen, maar in véél en veel mindere mate dan in die tijd gebeurde. Ja dat geloof ik wel, want als je
links en rechts de Schilderswijk nu bekijkt.

Maar die tijd, daar kun je niet mee vergelijken. En we hoeven niet enkel de buitenlandse mensen de schuld te
geven. Maar het wordt zo gauw gezegd hè. Ik ben erg tegen racisme, want uiteindelijk heb ik de oorlog
meegemaakt en ik wist hoe Hitler was. En we hebben natuurlijk ook de NSB-ers meegemaakt. Dan liepen die
blauwhelmpies over de Hoefkade en dan kwamen wij uit het clubhuis. Voor de grap gaf je ze een zwieperd, want
het waren landverraders hè, zei je dan. Ook die periode hebben we in de oorlog meegemaakt.

Maar wat Meester de Bruin voor elkaar heeft gekregen in de oorlog! Tijdens de Hongerwinter zorgde hij gewoon
dat er op het clubhuis eten kwam. Hoe, is mij een raadsel, maar hij flikte dat. Sommigen noemde het duivensoep,
maar het ging zo naar binnen. Daarom heeft hij ook zo’n enorme staat van dienst gehad. Hij is ereburger van Den
Haag geworden. Hij heeft de Albert Schweitzer Prijs toegekend gekregen, een van de hoogste onderscheidingen
die je kunt krijgen.

Wat zijn de leukste herinneringen uit uw jeugd?

De vakanties naar Otterlo zijn een van de grootste dingen die wij hebben meegemaakt. Want wij gingen vroeger
nooit met vakantie als kind zijnde. Je kwam niet buiten Den Haag. Door het Mussennest zijn we eigenlijk buiten
Den Haag gekomen. Ik weet nog wel dat mijn broer Dorus de eerste keer naar Otterlo ging. Mijn moeder stond er
om haar kind uit te zwaaien en ik stond te huilen omdat ik niet mee mocht. Ik was 6 jaar en je moest 7 zijn. Nou,
Meester de Bruin zei toen tegen mijn moeder: “Geef hem maar mee!” Hij pakte me zo mee, hup, ook de bus in, zo
naar Otterlo, zonder iets bij me. Je had niet veel, iedere dag werd je gewassen. Dan had ik een kampeerbroekje
van Meester de Bruin met rubberlaarzen. En er was iedere ochtend gymnastiek en we hebben wat afgelopen
hoor. Ach! Vanaf het Mussennest naar de Hoge Veluwe! En dan ging je zo naar de Franse berg en de
Karpervijver. We hebben heel wat getippeld vroeger. En als je je best had gedaan, dan nam De Bruin ons wel
eens mee naar waar de beesten leefden. Hij kende de jachtopzieners goed. We hebben wel ’s eens een keertje
meegemaakt dat zo’n 200 moeflons op ons af kwamen rennen en zo over ons heen sprongen, ha ha! ’s Nachts
deden we spoorzoekertje, er werd van alles uitgespookt. Er is heel wat in ons leven gebeurd dankzij het
Mussennest.

Wie zijn de Jong gehuwde Oud Mussen (J.O.M.)?

Nou, dat zit zo. Als kind kwamen we op het clubhuis, maar dat werd minder zodra je een gezinnetje ging stichten.
De meesten hebben hun vriendje of vriendinnetje op het clubhuis gevonden. Daarom ben ik nu haast 62 jaar
getrouwd met mijn vrouw. Je trouwde dus en ging een gezinnetje stichten, ja, er kwamen natuurlijk kindertjes. En
De Bruin zag dat al die oud-Mussen, die jarenlang in het clubhuis hadden gezeten, wegvielen. Toen vroeg De
Bruin: “Waarom stichten jullie niet een club in een club, zodat jullie elkaar weer ontmoeten.” En zo is het ook
gegaan. Ik ben 53 jaar voorzitter geweest van de Jong gehuwde Oud Mussen.

Er werden allerlei kampen georganiseerd, van een weekendje, vrijdag weg en zondag ’s avonds terug, Daarna is
dat uitgegroeid naar 7 dagen met oud-Mussen. Van 7 dagen werd het 10 dagen. Ja, dat was zo geweldig voor
ons, die vakanties. Ik zorgde als voorzitter zo’n beetje dat het georganiseerd werd, eten, drinken en we kookten
dan zelf altijd met de vrouwen. De vrouwen maakten de gebouwen schoon en de mannen gingen de daken
allemaal vernieuwen. We hebben heel wat af geploeterd. In dat opzicht zijn wij ook een geweldige steun geweest
voor De Mussen. Maar we hebben natuurlijk ook ontzettend veel te danken aan De Mussen. Dat komt nooit meer
terug hoor.

We zijn u enorm dankbaar voor het vele werk dat u voor De Mussen heeft gedaan.

Nou veel… Hoe moet ik dat nou zeggen? Als je eenmaal in dat tonnetje zit, dan rol je automatisch mee. Ik heb
het altijd met liefde gedaan. We hebben het altijd gezamenlijk gedaan. Je doet het niet alleen. De mensen die
zich inzetten voor de gemeenschap van De Mussen, dat is nr. 1. Maar je hebt wel mensen nodig die hun hart
meebrengen, want het blijft toch een moeilijke taak. In dat opzicht hebben we een sterk bestuur, Nicoline vind ik
een geweldige directrice. Ik beschouw mezelf helemaal niet als iemand die heel veel heeft gedaan. Nee absoluut
niet. Ben je gek! Wie ben je? Je doet het of je doet het niet. Klaar!

We zijn in ieder geval blij dat u het heeft gedaan! En daarom wordt ons pleintje naar u vernoemd.

Toen ik dat hoorde zei ik: joh ga weg! Maar nee, dat heeft het bestuur besloten. Ik heb 28 jaar in het bestuur
gezeten, buiten voorzitterschap van het J.O.M. Het interesseert me niet zo heel erg hoor. Ik vind het belang wat
we daar hebben gehad veel en veel meer op zijn plaats, als kind zijnde, als volwassene zijnde, het werk wat De
Mussen tot de dag van vandaag nog doet. Je hebt altijd ideeën van hoe het toen was en nu is. De vergelijking
gaat haast niet op. Het is heel anders allemaal.

Ik vind: iedereen moet de kans krijgen, waar je ook vandaan komt, om een goed en beter leven te krijgen. Als je
niet meekomt met de groep die het veel beter heeft in Nederland. Iedereen moet gelijke kansen kunnen krijgen.
En je wil allemaal niet buiten de boot vallen. Maar probeer dan met zijn allen, binnen wat mogelijk is, om die
kinderen de gelegenheid te geven dezelfde kansen te krijgen die wij eigenlijk een lange periode ook hebben
gekregen. Je zelfstandigheid, een goeie baan, dat je ook je boterham goed kunt verdienen. En dat moet voor
iedereen gelden. Uit welke omstandigheden je ook komt, of je nou Nederlander bent of Marokkaan, je leeft in een
democratisch land en iedereen heeft dezelfde rechten en plichten die wij ook hebben.

Zo is het. En nu?

Voorlopig ben ik door de zorg voor mijn vrouw een beetje uitgeschakeld. Dat is nummer 1, wat voorgaat.